Geschiedenis

Om goed te kunnen begrijpen hoe ’t Lestogenblik is bestaan gaan we ver terug in de tijd. In de tijd nog voor ’t Lestogenblik bestond. Er waren voor 1958 maar 4 cafés in ’t Ginneken. En carnaval stelde nog niet veel voor. Kinderen op de Ginnekense scholen krijgen zelfs pas vrij op maandagmiddag om naar de Grote Bredase carnavalsoptocht te kijken. Heel langzaam kwam hier verandering in toen carnavalsvereniging ‘de Pomp’ steeds meer in beeld kwam. Zij hadden een vast programma: ‘pompdroogleggen’ (zondagmiddag), Bredase Optocht (maandagmiddag) en door het Ginneken marcheren met de muziek voorop. Ze liepen dan van café tot café (dweiltochten).  Het pompdroogleggen gebeurde in het bijzijn van de Bredase Prins. En het symboliseerde dat er vanaf dat moment geen water, maar alleen nog maar bier werd gedronken.

Dit alles ging al enige jaren goed, tot ’t Ginneken onder de gemeente Breda kwam te vallen. Er ontstond een rel. Als de Bredase Carnavals Vereniging (BCV) langs zou komen, zouden alle Ginnekense cafés gesloten zijn. In 1950 tijdens het droogleggen van de pomp vertelde Henri ’t Sas aan de Prins hoe de grenzen tijdens carnaval moesten worden, en dat gaf een definitieve wending aan het carnaval in ’t Ginneken. Het is 1959. Van de twee sportverenigingen die ’t Ginneken toen had, kwam de gymnastiekvereniging ‘Christophorus’ op het idee om mee te gaan doen aan de Bredase carnavalsoptocht. Na een paar pintjes werd aldus besloten. Er zou een tweede carnavalsvereniging opgericht worden.  Gerrit Hop, Wim van Steen, Kees Feskens, Toon van de Broek en Wim Siegmund waren er klaar voor.

De eerste opzet was om elk jaar mee te gaan doen aan de grote optocht van Breda. Om lid te worden moest je bij de gymnastiekvereniging zitten en 25 cent contributie per week  betalen. Dries Feskens werd de eerste voorzitter van ’t Lestogenblik. Hij was dan ook trainer bij de gymnastiekvereniging. Omdat ze waren opgericht om mee te kunnen doen aan de optocht, zaten de oprichters over het inschrijfformulier gebogen. De inschrijftermijn was over drie uur afgelopen en ze hadden nog geen naam, tot het leste ogenblik werd er gedacht, gewikt en gewogen. Vanwege de tijdsdruk heeft men ingeschreven onder de naam “lestogenblik”.

Zo deed ’t Lestogenblik in 1959 voor het eerst mee aan de Grote Optocht in Breda en verdienden de vierde prijs. Ieder jaar deden ze mee, tot in 1969 hun laatste project kwam. ’t Lestogenblik had de Ginnekense paardentram nagebouwd op een iets groter formaat. Deze tram genoot nationale bekendheid zodat deze ooit eens ver buiten de gemeentegrenzen werd gesignaleerd. Deze paardentram is nog steeds in gebruik als vervoermiddel voor de Baron.   In 1964 was de “Pomp”zodanig vergrijsd dat het zoeken naar een nieuwe voorzitter al grijze haren opleverde. Hierop werd  voorgesteld om café Brauers te bellen, waar ’t Lestogenblik altijd zat, om te vragen of zij de activiteiten in ’t Ginneken op zich wilde nemen. Hier had ’t Lestogenblik wel oren naar.  In 1965 organiseerde zij de eerste ‘pompdrooglegging’.

’t Lestogenblik werd steeds bekender en het carnaval werd steeds uitbundiger gevierd. Om de Ginnekense carnavalsvierders voor te gaan koos ’t Lestogenblik een pretbaron. Er waren twee redenen waarom een Baron verkozen werd boven een Prins.  De eerste reden was dat de structuur van een Prins al helemaal vast stond. Er was een Prins, raad van 11, politie, nar, enz. De tweede reden was gelijk dat ’t Lestogenblik het (nog) niet voor elkaar kan krijgen om een gevolg te vormen van 15 a 20 mensen. Maar dan nog, …… een baron? Het is half 1968 als tijdens een bestuursvergadering Frank Brauers binnen komt met een borstbeeld en zegt: “Dit is onze voorvader, daar moet ‘de Sieg’ (Wim Siegmund) maar eens mooi verhaal over schrijven.” Hij onderzocht de Ginnekense geschiedenis en schreef een verhaal over Charles le Dernièrre du Moment.

In het kort komt het verhaal op het volgende neer. In het Ginneken leefde begin 1600 een uit Frankrijk afkomstige pretbaron. Jarenlang zette hij het Ginneken op stelten, zeker tijdens de ‘vastenavond’. Uiteindelijk werd deze pretbaron verbannen in 1672. Vlak voor zijn overhaastvertrek schreef en begroef hij nog een testament dat in 1968 werd opgegraven.

De toenmalige antquair Niek v. Vegten (Niek Antiek) vond tijdens een verbouwing van zijn  toko (toen nog gewoon winkel) een kistje. Die vondst had grote gevolgen voor het Ginnekens carnaval. Uit stamboomonderzoek naar de voorvaderen van de baron bleek dat er nog voldoende familie in Parijs woonde. Deze familie ‘le Dernièrre du Moment’ heeft ook nu nog een grote vinger in de Ginnekense carnavalspap. Om de vergankelijkheid van het leven te symboliseren, de teloorgang van de baron gestalte te geven en afscheid te nemen van het profane leven, wordt carnaval traditiegetrouw afgesloten met het ter aarde bestellen van meneer de baron. Het volk wordt geacht 40 dagen vasten in acht te nemen die enigszins dragelijk moeten zijn gemaakt door de uitspattingen vooraf. 
Zo zijn de tradities geboren zoals die nu nog steeds van kracht zijn.
(Kijk ook naar het hele verhaal van Charles le Dernièrre du Moment.)

Bronvermelding: “De gouden eeuwen van het Ginneken; de oudste verenigingen”De Geschiedenis van het Ginnekens carnaval en de carnavalsorganisatie ’t Lestogenblik.Door: Wim Siegmund.